Tim Oostrom: ‘Mij gaat het erom de zorg voor patiënten te verbeteren’
Interview| 29-03-2019
Een positieve benadering, dat is waar Nierstichting-directeur Tom Oostrom voor staat. De Transitie Proefdiervrije Innovatie, TPI, draait voor hem niet alleen om minderen met dierproeven, maar vooral ook om investeren in humane meetmodellen. En zolang we samenwerken volgens een realistisch scenario, ziet hij genoeg reden voor optimisme.
‘Ik ben een doener, ooit begonnen als verpleegkundige. Het gaat mij er echt om de zorg voor patiënten te verbeteren. Dat was ook mijn drijfveer als lid van de denktank, ingesteld door toenmalig staatssecretaris Dijksma, die in 2015 het advies In transitie! uitbracht. Ik was destijds voorzitter van de SGF (de Samenwerkende GezondheidsFondsen, red.) en voelde me verantwoordelijk voor de best mogelijke zorg voor onze doelgroepen – wat nog steeds mijn opdracht is bij de Nierstichting.’
Eyeopener
‘Het was voor mij een eyeopener dat dierproeven maar beperkt kunnen voorspellen wat een nieuwe behandeling of een nieuw medicijn bij de mens doet. Tegelijkertijd zijn proefdieren het enige testmodel dat we tot nu toe hebben. Humane meetmodellen zijn sterk in ontwikkeling, onder andere door de mogelijkheden die de regeneratieve geneeskunde biedt. Onze kennis over het kweken en gebruiken van stamcellen groeit exponentieel. Wat we op dit moment kunnen met organoïds en labs-on-a-chip hadden we een tijd geleden niet voor mogelijk gehouden. De enige juiste aanpak bij een transitie naar minder proefdiergebruik is naar mijn mening het stimuleren van de ontwikkeling van zulke humane meetmodellen. Op den duur kun je dan met minder dierproeven toe. Daarmee benader je de zaak van de positieve kant. En zo krijg je wetenschappers mee. Je geeft ze een fantastische uitdaging, een innovatievraag. Dan wordt het interessant.’
‘Een innovatievraag is een fantastische uitdaging, en dus interessant’
‘Dat neemt niet weg dat ook de bestaande praktijk nog altijd beter kan. Het is bijvoorbeeld onuitlegbaar dat dierproefonderzoek dat geen resultaat oplevert, niet wordt gepubliceerd, waardoor er kans is op herhaling van nutteloze experimenten met dieren. En er is meer en betere samenwerking mogelijk tussen universiteiten en instellingen, zodat ze meer gebruikmaken van elkaars dierproeffaciliteiten. Dan heb je ook minder proefdieren nodig.’
Verantwoordelijke rol
Gezondheidsfondsen besteden jaarlijks zo’n 275 miljoen aan onderzoek en innovatie, en dit budget is de afgelopen jaren gegroeid. ‘Daarmee vervullen de gezondheidsfondsen een belangrijke rol binnen het onderzoeks- en innovatiebeleid in Nederland. Onze Nierstichting financiert bijvoorbeeld, schat ik, ongeveer 50% van het Nederlandse onderzoek naar nierziekten. Dat percentage verschilt per fonds. Maar vrijwel alle onderzoekers op deze gebieden zijn voor hun financiering afhankelijk van de gezondheidsfondsen, ook omdat ze steeds lastiger bij andere geldstromen kunnen komen. Financieren en programmeren van onderzoek en innovatie is onze verantwoordelijkheid. Daarom vind ik dat de gezondheidsfondsen medeverantwoordelijkheid dragen voor de transitie van diermodellen naar humane modellen. Dat kunnen we niet alleen van onderzoekers verwachten.’
‘Als gezondheidsfondsen kunnen we invloed uitoefenen door voorwaarden te stellen bij financiering van onderzoek. We kunnen van onderzoekers bijvoorbeeld eisen dat ze bij hun aanvraag heel goed onderbouwen waarom ze kiezen voor dierproeven en niet voor andere modellen. Of dat ze vooraf een state-of-the-art studie uitvoeren. En ook dat ze veel meer insteken op humane meetmodellen. Zo helpen we een bestaande cultuur om te buigen.’
Mobieltjes
Gaan we toe naar een dierproefvrije wereld? ‘De invalshoek van TPI lijkt me heel verstandig: meer humane meetmodellen. Maar voorspellen is lastig. De mobieltjes van nu waren twintig jaar geleden ook onvoorstelbaar. Er kan steeds meer, onderzoekers werken huidcellen terug tot stamcellen en ontwikkelen daar weer organen uit. Ik denk dat we uiteindelijk wel zonder dierproeven kunnen, maar wanneer is niet te zeggen. En wat ik hoor van deskundigen, ook als die echt willen, is dat we tijdelijk misschien meer dierproeven nodig hebben om de nieuwe humane meetmodellen te ijken aan de bestaande diermodellen. Want die vormen ons enige, beste referentiekader tot dusver. Toch moeten we daar doorheen.’
TPI-paraplu
Dat betekent ook dat uitleg belangrijk blijft. ‘Vaak gaat het in de media en in de politiek over minder dierproeven zonder dat men de alternatieven benoemt. Het is de rol van alle betrokkenen bij TPI om een heldere visie te communiceren. Dat wij ook minder dierproeven willen, maar dat we dit bereiken door niet alleen te interveniëren op minder proefdiergebruik, maar juist in te zetten op het stimuleren van meer humane meetmodellen. Dat kunnen we alleen realiseren in samenwerking. Want pas als de één een stap zet, doet de ander dat ook.’
‘Ik ben blij met een minister die TPI serieus neemt’
‘Daarom ben ik onder de indruk van wat er gebeurt onder de TPI-paraplu. De problematiek wordt integraal opgepakt, veelzijdig bekeken, concreet vertaald op meerdere niveaus tegelijk, inclusief verandering van internationale regels, in ieder geval binnen Europa. Dat zie je terug in de samenstelling van de kerngroep, waar veel mensen eenzelfde drive hebben als ik, maar ook in bijvoorbeeld het vernieuwingsnetwerk Innovatief gezondheidsonderzoek. En daarom ook ben ik zo blij met een minister die TPI serieus neemt, die laat merken dat ze erin gelooft. Dat wekt vertrouwen.’